Casestudie: Positionering CIO en directeur IT
Achtergrond
Met de invoering van het CIO-stelsel Rijk zijn veel overheidsorganisatie begonnen met het aanstellen van een CIO (Chief Information Officer). Achtergrond van die beslissing was dat veel overheidsorganisaties gebruik maken van een Shared Service Center waar ze meer grip op wilden krijgen.
Uitdaging
Over de rol van CIO, en hoe diegene zich moet verhouden tot de uitvoering van een directie IT die verantwoordelijk is voor de uitvoering, bestaan veel verschillende interpretaties. Sommige overheidsorganisaties hebben daarom een CIO die ook verantwoordelijk is voor de uitvoering, terwijl andere kiezen voor een meer beleidsmatige CIO.
Aanpak
Om een afweging van de vraag te maken is inzicht nodig in de aard, omvang en impact van de digitalisering noodzakelijk. Gaat het om een moderniseringsslag of een digitale transformatie, gaat om veel kleine projecten of juist een set met grote programma’s van vele miljoenen en raakt het een deel of alle medewerkers en zitten die op 1 locatie of verschillende locatie. Afhankelijk van de uitkomst op deze vragen is een samenvoeging van beleid en uitvoering nodig of juist een duidelijke scheiding.
Resultaat
Voor de betreffende klant kwamen we tot de conclusie dat integrale aansturing van beleid en uitvoering noodzakelijk was. Achterliggende reden was dat er een grote wjiziging in de regelgeving aankwam die zowel de organisatie van digitalisering als de uitvoering daarvan raakte. Om dubbele sturingslijnen te voorkomen is gekozen voor een CIO die en verantwoordelijk was voor het beleid en voor de uitvoering.
Wat hebben wij er van geleerd?
De complexiteit van de aansturing in de digitalisering in een grotendeels digitale wereld vraagt om korte lijnen en heldere prioriteiten. Scheiden van beleid en uitvoering zou leiden tot een dubbele priortiteitstelling.
Legacy-systemen
Vrijwel alle overheidsorganisaties hebben legacy en worstelen om daar veranderingen door te voeren die strategisch gewenst zijn. Dat is niet alleen een technologisch vraagstuk, maar ook een vraagstuk van mensen, processen en niet in de laatste plaats van geld. Tot een jaar of tien geleden kwamen we regelmatig CIO’s tegen die van mening waren dat naarmate men meer geld in digitalisering investeerde, de operationele kosten van IT omlaag zouden gaan. Dat was immers waarom men investeerde. Met de toename van de digitalisering blijkt in de praktijk dat er ook steeds meer processen gedigitaliseerd zijn.
Het CIO-stelsel Rijk is dus een cruciaal onderdeel van de strategie om de Nederlandse overheid te moderniseren en klaar te maken voor de uitdagingen van de digitale toekomst. Toch is de praktijk van digitalisering weerbarstig. Buitenstaanders zien vaak alleen maar de te dure IT-projecten en horen over wat er allemaal misging achter de schermen. Kennis en begrip van waaróm dingen misgaan is zowel bij de uitvoerders als bij ontvangers en toezichthouders beperkt aanwezig.
Als QA Consulting kijken wij al tien jaar mee bij programma’s en projecten bij de overheid en semioverheid. Dus vraag je ons waarom grote IT-projecten aldaar geregeld fout lopen, dan is ons antwoord: er is sprake van een samenloop van oorzaken en omstandigheden:
1. Bijzondere eisen en wensen
Waar het bedrijfsleven met veel gemak informatie overal ter wereld opslaat en laat beheren, stelt de overheid (terecht) als eis dat data in Europa blijft en vaak zelfs in speciale datacentra van de overheid moeten blijven. Dat zijn centra waarvan dertig jaar geleden al werd geconcludeerd dat men die niet zo goed en effectief kon beheren en opereren als de markt. In de toekomst zal het beheer van eigen datacentra voor de overheid bovendien naar schatting vijf tot tien keer zo duur worden als wanneer de informatieopslag aan de markt wordt overgelaten. De verwachting is dan ook dat ook overheden hun informatie zullen overhevelen naar ‘de markt’, met name het domen van Amazon, Microsoft en Google.
2. Geen gestandaardiseerde processen
Waar het bedrijfsleven werkt vanuit wereldwijd gestandaardiseerde processen, zijn de meeste overheidsprocessen volstrekt anders dan die van de ons omringende landen. Kijk naar departementen zoals de belastingdienst of het UWV. Geen land om ons heen heeft vergelijkbare wetgeving en heeft haar dienstverlening dermate gedigitaliseerd als Nederland. Ook is het aantal Europese aanbestedingen nergens zo hoog als hier. Omdat we graag een aantrekkelijk vestigingsklimaat willen zijn, is in Nederland sprake van ontzettend veel specifieke, op maat gemaakte, procedures en regels voor bedrijven. Zo kent de Belastingdienst zogeheten ‘rulings’, uitspraken van inspecteurs over hoe om te gaan met specifieke casuïstiek. Denk aan IKEA, Starbucks, Procter & Gamble, Nike en UBS, allemaal bedrijven die fiscaal gunstige afspraken maakten met de Nederlandse belastingdienst over hun belastingplicht. Al die afspraken leiden weer tot afwijkingen in de regels, die allemaal in een gedigitaliseerd systeem worden gestopt.
3. Verandermoeheid
Kennis van veel van de onder 1 en 2 genoemde punten is schaars en langzaam aan het verdwijnen. Door vergrijzing en verloop van personeel hangt veel af van individuen met specifieke kennis en kunde. Individuen op wie veel druk ligt en die vaak op tien plaatsen tegelijk moeten zijn. Gecombineerd met de complexe overlegstructuren en de vele organisatieveranderingen door de jaren heen zien we dat mensen ‘veranderingsmoe’ zijn geworden. Ze zien het nut van de zoveelste nieuwe werkvorm niet meer.
4. Te grote projecten
Veel projecten en programma’s bij de overheid zijn groot. Al jaren geeft het Adviescollege ICT (AC/ICT), voorheen BIT, aan dat projecten kleiner moeten worden. Maar hoe doe je dat als je een heel systeem, zoals dat van de omzetbelasting, moet vervangen? Helaas kun je dat niet stukje bij beetje doen. Tegelijk is het geheel te groot om in één keer te vervangen. Een duivelsdilemma dat voor veel overheidssystemen geldt.
5. Geen kennis bij bestuurders
Bij veel bestuurders is kennis van digitalisering nog steeds ondermaats. In het merendeel van de vacatures bij de Algemene Bestuursdienst (ABD) komt het woord digitalisering, IT of ICT niet voor. De ABD geeft overigens wel trainingen in digitalisering, maar het besturen van programma’s en projecten is niet iets dat je in een cursus leert. Ervaring geeft het meeste zicht op wat er kan, welke risico’s er zijn en wat de beste aanpak is. Daar komt bij dat veel mensen die die digitale ervaring en voelsprieten wél hebben onvoldoende stem hebben in de ambtelijke top. Ze worden simpelweg niet gehoord of begrepen.
Bovenstaande lijst zou somber kunnen stemmen. Toch zijn er wel degelijk oplossingen voorhanden. Zoals we hierboven al beschreven hebben banken en verzekeraars twintig jaar geleden wél de omslag gemaakt die ook bij de overheid hard nodig is: digitalisering integreren in de gebruikerskant van de organisatie, in plaats van een IT-afdeling die taken voor de organisatie uitvoert. In deze bedrijven worden harde eisen gesteld aan de omvang van teams (4 tot 6 bij de meeste banken), aan de wijze van werken (agile) en er wordt veel geëvalueerd. Niet om te analyseren wat er fout ging, maar juist om te benadrukken wat er goed ging en hoe het nóg beter kan. Bestuurders zijn inhoudelijk betrokken en hebben zelf ook ervaring met digitalisering.
Veel uitvoeringsorganisaties van de overheid lijken tegenwoordig meer op banken dan op de klassieke overheid; het zijn in de basis voornamelijk in- en uitkeringsinstanties geworden. Toch worden ze vaak nog bestuurd als waren ze een klassieke overheidsorganisatie. In de raad van bestuur is geen bestuurder die verantwoordelijk is voor digitalisering. Uitzondering in deze is het UWV. Daar zit in de Raad van Bestuur sinds 2023 een lid dat de verantwoordelijkheid heeft over de digitalisering.